Op deze pagina staat informatie over de Groesbeekseweg in Nijmegen Oost, van begin tot eind, d.w.z. van St. Annastraat tot Sophiaweg/d'Almarasweg:
Klik op het item wat u wilt zien voor directe toegang of scroll door alle artikelen van deze straat. Via het balletje met pijl rechts onderaan komt u hier weer terug (browsers in Windows).
Klik hier of op een onderstaande foto om terug te gaan naar de pagina Nijmegen Oost.
Vrienden van Nijmeegs Glorie |
Groesbeekseweg de straat
De ruim 2,5 kilometer lange Groesbeekseweg loopt vanaf de Sint Annastraat in zuidoostelijke richting en gaat na de kruising met de Sophiaweg over in de Nijmeegse Baan, die in Groesbeek uitkomt.
Vanaf de vroege Middeleeuwen was de Groesbeekseweg een onderdeel van de hoofdweg naar Aachen. Deze weg begon bij het Kelfkensbos en liep als 'Hertstege' in zuidelijke richting - het tracé is deels nog herkenbaar in de Hertog- en Coehoornstraat. Waar Groesbeekseweg en Coehoornstraat elkaar nu kruisen, splitste de weg zich op. In zuidelijke richting ging hij verder naar Mook (nu: Heyendaalseweg), terwijl de aftakking in zuidoostelijke richting naar Groesbeek en Aachen leidde (nu: Groesbeekseweg). Pas in de 17de eeuw werd het weggedeelte tussen Coehoornstraat en Sint Annastraat aangelegd en bereikte de weg zijn huidige lengte.
In 1731 kreeg de hele Groesbeekseweg laanbeplanting. Lange tijd heette het oudste gedeelte van de weg dan ook 'Groesbeekschelaan'.
Na de afbraak van de Nijmeegse vestingwerken verrezen er statige herenhuizen aan het begin van de Groesbeekseweg - tot 1904 nog 'Groesbeekschestraat' geheten. De meesten werden gebouwd tussen 1895 en 1910. Verder richting Groesbeek staan voornamelijk huizen uit de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw.
Klik hier of op een onderstaande foto om terug te gaan naar de pagina Nijmegen Oost.
Complex bestaande uit een Rooms-Katholieke kerk met een voormalige pastorie en een parochiehuis, gelegen op een terrein tussen de Groesbeekseweg en de Van Slichtenhorststraat.
De St. Antonius van Paduakerk is in 1915 ontworpen door J. Margry en werd in 1917 ingewijd. De pastorie is in hetzelfde jaar gebouwd, eveneens naar ontwerp van Margry. In 1935 werd het parochiehuis achter de kerk, aan de Van Slichtenhorststraat gebouwd, naar ontwerp van architectenbureau B.J. Meerman & J. van der Pijll.
Vanuit de kerk werd een verbinding met het parochiehuis gemaakt. De St. Antonius van Paduakerk is een neo-gotische kruisbasiliek, met dubbele transeptarmen. De kerk is niet met het koor op het oosten gewaarschijnlijk vanwege stedenbouwkundige redenen. De pastorie is gelegen aan de zuid-oostzijde van de kerk en is via een gang met de kerk verbonden. Het kerkgebouw ligt iets terug van de Groesbeekseweg, waardoor een voorplein is ontstaan, dat aan de straatzijde wordt afgesloten door een bakstenen muurtje. Het parochiehuis is achter de kerk gesitueerd. De kerk is gewijd aan Sint Antonius van Padua, vanwege een schenking uit het fonds van een vereerder van Antonius van Padua, Johannes Petrus Grewen.
Architectuurhistorische waarde:
Het complex is van architectuurhistorische waarde als goed bewaard katholiek religieus complex. Het kerkgebouw en de pastorie zijn gaaf bewaarde en representatieve voorbeelden uit het oeuvre van Jos Margry. Het kerkgebouw is een reprensentatief voorbeeld van een kruisbasiliek met dubbel transept in laat neo-gotische stijl. Het complex is in 1935 uitgebreid met een parochiehuis, naar ontwerp van B.J. Meerman & J. van der Pijll. Het parochiehuis is een goed en gaaf bewaard voorbeeld uit het oeuvre van Meerman & van der Pijll.
Stedenbouwkundige waarde:
Kerk, pastorie en parochiehuis maken deel uit van een nog herkenbaar katholiek complex op het terrein tussen de Groesbeekseweg en Van Slichtenhorststraat.
Cultuurhistorische waarde:
Het complex is van grote waarde voor de religieuze en algemene ontwikkeling van de stad Nijmegen. De katholieke emancipatie kwam nadrukkelijk tot uiting door de bouw van nieuwe kerkelijke complexen in de negentiende- en vroeg twintigste-eeuwse stadsuitbreidingen.
Op zowel apart de kerk alsook apart de pastorie/parochiehuis kom ik op deze website nog terug dan wel is dat al gebeurd.
Het complex is als geheel, maar de kerk en pastorie/parochiehuis ook ieder apart een gemeentelijk monument.
datum foto: 17-04-2017
bron foto: Paul Marsman©
Klik hier voor: "kerkelijke objecten, herdenkingsmonumenten en kerkhoven of op de foto voor de gebiedspagina.
Het voormalig klooster en Pensionaat Mariënbosch aan de Groesbeekseweg op de hoek met de Sophiaweg is vandaag het onderwerp van de zondagse bijdrage.
Een gebouw met een rijke historie waarvan ook nog veel bekend is. Het is dan ook een heel lang bijschrift, maar voor de liefhebbers zeker interessant.
Het is gebouwd in 1923-1924 door Charles Estourgie in opdracht van de "Zusters van Jezus, Maria en Jozef" (Zusters van de Heilige Maagd). Het pensionaat was verbonden aan de eerste katholieke M.M.S. in Nederland. Ten tijde van de aanwijzing is het gebouw in gebruik als bejaardenhuis.
Het gebouw bestaat uit vier vleugels rondom een binnenplaats en is ontworpen op een vierkantraster van 3m. op het hart der kolommen en muren. In 1929 bouwde Estourgie een kapel tussen de voor- en de achtervleugel van het klooster, waardoor de binnenplaats werd gereduceerd tot twee smalle stroken aan weerszijden van de kapel. In 1925 was het gebouw aan de achterzijde reeds uitgebreid met een apart schoolgebouw, dat d.m.v. een gang met de achtervleugel in verbinding staat. Het schoolgebouw, dat in 1951 een extra verdieping kreeg, valt niet onder de bescherming. Oorspronkelijk werd het torendak bekroond door een kruis in het midden en zestien gebeeldhouwde uilen op de hoeken. Deze zijn bij een verbouwing verwijderd.
De compositie van het zware gesloten gebouw met de massieve, 29m. hoge middentoren lijkt beïnvloed door het werk van Oscar Leeuw uit diens tweede periode en door de zenderzaal van Radio Kootwijk, die is gebouwd tussen 1920 en 1922 door Jules Luthmann. Luthmann is evenals Estourgie werkzaam geweest op het bureau van Ed. Cuypers in Amsterdam. Estourgie vermengt in het gebouw traditionele elementen (hoofdvorm van het gebouw, afgeplatte schilddaken, kruisvensters) met modernere motieven (vorm van de traptorens, siermetselwerk, vensters achtergevel), die zijn ontleent aan de Amsterdamse School. De kapel is een goed voorbeeld van baksteenexpressionisme.
Het burchtachtige karakter van het gebouw wordt versterkt door de hoge ligging op een heuvelrug aan de oostzijde van de Groesbeekseweg. Hierdoor domineert het klooster samen met het Neboklooster en het complex van de Heilig-Landstichting het stadssilhouet in het zuidoosten van Nijmegen.
Omschrijving:
De plattegrond van het klooster Mariënbosch bestaat uit vier vleugels die samen een binnenhof omsluiten. De binnenhof wordt in twee rechthoekige stroken verdeeld door een driebeukige kapel, die is gebouwd tussen de voorvleugel (west) en de achtervleugel (oost). De westvleugel heeft een tweemaal vooruitspringende middenpartij, de zuid- en de noordvleugel hebben licht vooruitspringende traptorens en op de noordoosthoek van het gebouw bevindt zich een uitspringend bouwvolume op rechthoekig grondplan, terwijl de noordwest-, de zuidwest- en de zuidoosthoek licht inspringen.
Het klooster heeft een souterrain en afgezien van de middentoren, de traptorens en de inspringende hoeken, drie bouwlagen onder platte daken met bitumineuze dakbedekking. De traptoren heeft vijf bouwlagen onder een gebroken, met koper bekleed tentdak, waarvan het onderste gedeelte concaaf is. De traptorens hebben vier bouwlagen onder halfronde, overstekende tondaken met bitumineuze dakbedekking, windveren en bakgoten op gesneden, getrapte klossen. De drie inspringende hoeken hebben twee bouwlagen en een zolderverdieping onder platte daken met gebroken, omlopende dakschilden, gedekt met rode tuiles du Nord. De dakschilden zijn voorzien van dakkapellen met platte daken, geprofileerde goten en twee draairamen. Getuige oude bouw- en presentatietekeningen waren de ramen oorspronkelijk 6-ruits. Beide westhoeken hebben vier dakkapellen en de zuidoosthoek heeft er twee.
Het klooster is opgetrokken in rode baksteen, gemetseld in kruisverband op een trasraam, dat ter hoogte van de onderdorpels van de vensters van de eerste bouwlaag wordt afgesloten met een rollaag. Het metselwerk wordt verlevendigd door natuurstenen accenten zoals lijsten, blokken en dorpels van graniet en geboorte- en sluitstenen en gevelbeeldhouwwerk van zandsteen. De gevels worden behalve bij de torens en de hoeken, verticaal geleed door gemetselde, tweemaal uitspringende lisenen tussen de vensterassen, die de eerste en de tweede bouwlaag bestrijken. De lisenen zijn bekroond met zandstenen gevelbeeldhouwwerk, afwisselend in de vorm van een gestileerd motief en twee gekoppelde vogels. Tussen de vogels zijn telkens de hemelwaterafvoeren aangelegd, die aan de bovenzijde zijn voorzien van zinken, polygonaal uitspringende vergaarbakken. De lisenen worden boven de vensters van de tweede bouwlaag onderling verbonden door hanekammen van drie-en-halve steen hoog, die zich tussen de zandstenen elementen bevinden. De lisenen hebben overigens bij de achtergevel en bij de binnenhofgevels een iets afwijkende vorm.
De gevels zijn verder versierd met kleine vierkante veldjes, waarin zich telkens rode of zwarte tegel bevindt. De vensters worden afgesloten met hanekammen, waarvan de bovenzijde trapsgewijs oploopt of gebogen is, strekken of rollagen. De gevels worden afgesloten met twee uitgemetselde randen, een houten lijst en een bakgoot, die bij de drie inspringende hoeken een groter overstek heeft en rust op gesneden, getrapte klossen. Boven de goten bevindt zich de borstwering van het platte dak in de vorm van een gemetselde, in- en uitzwenkende attiek, die is voorzien van siermetselwerk en een afsluitende rollaag.
De symmetrisch ingedeelde VOORGEVEL is zeventien vensterassen breed en heeft een vooruitspringende middenpartij met een wederom vooruitspringende toren. In de toren is de ingangspartij gesitueerd. De ingangspartij is opgebouwd uit een vooruitspringend bouwvolume, waaruit op de hoeken twee torenachtige vijfzijdige erkers met balkons oprijzen. Tussen de erkertorens bevindt zich eveneens een balkon. De balkons hebben gesloten, gemetselde balustrades. De ingangspartij bestaat uit een enkele malen inspringend rondboogportiek, dat wordt geflankeerd door twee zijlichten. In het portiek bevindt zich een vijfdelig rondboogvormig bovenlicht en twee zijlichten. De deur is vervangen door een modern tochtportaal.
In de tweede bouwlaag van de toren bevinden zich drie balkondeuren met gedeelde bovenlichten en tweemaal drie smalle vensters in de erkertorens. De erkerbalkons zijn toegankelijk via diepliggende, rondboogvormig afgesloten openingen waarin zich deuren en rondboogtrommels met siermetselwerk bevinden. In de derde bouwlaag bevinden zich boven de balkondeuren drie vensters met gedeelde bovenlichten. Hierboven bevindt zich een gemetseld veld, waar oorspronkelijk de naam van het klooster was aangebracht. In de zijgevels van de toren bevinden zich drie vensters met 8-ruits ramen en in de achtergevel is een deur aangebracht, die wordt geflankeerd door twee raampjes en toegang geeft tot het platte dak. De vijfde bouwlaag heeft aan alle vier de zijden drie, d.m.v. natuurstenen afzaten, gekoppelde vensters met 3- of 6-ruits ramen. Hierboven wordt de gevel afgesloten met siermetselwerk. Vanaf de vierde bouwlaag springen de hoeken van de toren driemaal licht in. Iedere inspringing is geaccentueerd met natuurstenen blokken.
Het middenblok heeft aan weerszijden van de toren in de eerste en de tweede bouwlaag twee vensters met houten kruiskozijnen met draairamen en 6-ruits bovenlichten. In de derde bouwlaag bevinden zich drie kleinere, gekoppelde vensters met draairamen en 4-ruits bovenlichten.
De terugspringende hoekpartijen hebben in de eerste en de tweede bouwlaag vier vensters met houten kruiskozijnen met draairamen en 6-ruits bovenlichten.
De asymmetrisch ingedeelde LINKER ZIJGEVEL heeft rechts de inspringende, tweelaags hoekpartij, die op dezelfde wijze is gedetailleerd als aan de voorzijde. Uiterst links bevindt zich de uitbouw op de noordwesthoek. Tussen beide bouwvolumes ligt de symmetrisch ingedeelde kloostergevel, die tien vensterassen breed is en ligt ingeklemd tussen de travee brede traptorens. In de eerste bouwlaag bevinden zich brede vensters met driedelige kozijnen en bovenlichten. De tweede bouwlaag heeft vensters met kruiskozijnen van hetzelfde type als in de voorgevel. In de derde bouwlaag bevinden zich boven elke twee vensters drie kleinere vensters met draairamen en 4-ruits bovenlichten. De torens hebben een drie bouwlagen bestrijkend driedelig spaarveld, waarin zich van onder naar boven drie kleine en tweemaal drie smalle langwerpige vensters bevinden. Tussen de vensters is siermetselwerk aangebracht. De halfronde bevan de torens wordt geaccentueerd door een viermaal inspringend, rondboogvormig afgesloten spaarveld, waarin zich achter een gemetselde balustrade een deur bevindt. Boven de deur is verticaal metselwerk aangebracht en in de top van het spaarvelden zijn kleurige tableau's van gele, lichtblauwe, witte en grijze tegels geplaatst met voorstellingen: rechts een kruis en links een wereldbol ('de kerk en de wereld').
De uitbouw op de noordoosthoek heeft vensteras aan de westzijde, vier aan de noordzijde, drie aan de oostzijde en twee aan de zuidzijde. In de eerste bouwlaag bevinden zich vensters met kruiskozijnen van hetzelfde type als in de voorgevel. De vensters van de tweede en de derde bouwlaag zijn expressiever vormgegeven. In de tweede bouwlaag bevinden zich liggende vensters tussen iets uitspringende, schuin geplaatste dagkanten. De vensters hebben zware natuurstenen boven en- onderdorpels en driezijdige, inpandige, ijzeren erkerramen. Boven de middenramen bevinden zich bovenlichten in de vorm van Florentijnse boogvensters. De bovenlichten hebben 3-ruits ijzeren ramen met glas-in-lood. De vensters van de derde bouwlaag zijn T-vormig, waarbij een vierkant onderraam gecombineerd is met twee naast elkaar geplaatste, vierkante bovenlichten van dezelfde afmetingen. De onderramen zijn gemoderniseerd. De bovenlichten zijn 2-ruits met een horizontale roedenverdeling. De onderramen zijn onderling verbonden d.m.v. een brede fries van uitspringende baksteenstroken.
De asymmetrisch ingedeelde ACHTERGEVEL heeft links de verbindingsgang met het later gebouwde schoolgebouw, rechts een licht uitspringend bouwvolume (trappenhuis) en uiterst rechts de hierboven besproken uitbouw. De achtergevel heeft tussen de gang en het trappenhuis acht vensterassen, die worden gescheiden door lisenen die rechthoekig zijn ter hoogte van de eerste bouwlaag en overhoeks geplaatst ter hoogte van de tweede bouwlaag. De afdekplaten van het onderste deel van de lisenen liggen op dezelfde hoogte als de onderdorpels van de vensters van de tweede bouwlaag. De lisenen worden bemet een wigvormig, in het vlak van de muur opgenomen, natuurstenen element en een uitspringend natuurstenen blok. De vensters van de eerste en de tweede bouwlaag hebben kruiskozijnen van vrijwel hetzelfde type als in de voorgevel. de vensters zijn breder en de bovenlichten zijn 9-ruits i.p.v. 6-ruits. De bovenlichten in de tweede bouwlaag zijn voorzien van glas-in-lood in geometrische patronen. De vensters van de derde bouwlaag zijn van hetzelfde type als de vensters in de derde bouwlaag van de uitbouw op de noordoosthoek.
De RECHTER ZIJGEVEL is afgezien van de zuidoosthoek en het souterrain op dezelfde wijze vormgegeven als de linker zijgevel. Door de glooiing van het terrein ligt het souterrain aan de zuidzijde vrijwel geheel boven het maaiveld. Het souterrain springt t.o.v. de gevel enkele meters naar voren. De bovenkant is plat en voorzien van een balustrade. In de gevel van het souterrain bevinden zich vensters met natuurstenen onderdorpels en 6- ruits ramen. Enkele vensters zijn later gewijzigd of vergroot. De balustrade is versierd met gemetselde vierkante veldjes.
De zuidoosthoek is op dezelfde wijze vormgegeven als de zuidwest- en de noordwesthoek.
De bouwvolumes met de tonvormige daken hebben in de spaarvelden tegeltableau's met voorstellingen van een zonnewijzer en een windwijzer. Bij de linker 'traptoren' zijn alle bouwlagen voorzien van dezelfde kleine vensters.
Aan de BINNENPLAATS hebben de GEVELS van de west-, de zuid- en de noordvleugel dezelfde opzet. Voor de oostvleugel geldt dit enkel bij de eerste bouwlaag. De eerste bouwlaag van de vier vleugels is voorzien van een arcade van grote rondboogventers met gemetselde lekdorpels en natuurstenen geboortestenen. De rondboogvensters, die zorgen voor de lichttoetreding van de omlopende kloostergang, hebben driedelige ramen en bovenlichten. De eerste bouwlaag van de westvleugel is deels aan het oog onttrokken door de kapel en door een later gebouwde invalidentoegang tot de kapel. De tien vensterassen van de noord- en de zuidvleugel worden van elkaar gescheiden door gemetselde lisenen die om en om en twee bouwlagen bestrijken. De lisenen zijn afgesloten met siermetselwerk.
De gevel van de oostvleugel wordt deels aan het zicht onttrokken door de kapel. Aan weerszijden van de kapel is i.p.v. een rondboogvenster een dubbele deur met driedelig rondboogvormig bovenlicht aangebracht. Voor het overige is de binnenplaatsgevel van de oostvleugel op dezelfde wijze vormgegeven als de buitengevel van de oostvleugel.
In de tweede bouwlaag van de drie andere vleugels bevinden zich vensters met kruiskozijnen van hetzelfde type als in de voorgevel. De derde bouwlaag heeft afwisselend vensters met kruiskozijnen en twee 4-ruits bovenlichten, vensters met 4-ruits bovenlichten, al dan niet per drie gekoppeld of vensters met driedelige kozijnen en drie 4-ruits bovenlichten.
De noordoost en de zuidoosthoek van de binnenplaats zijn voorzien van een vooruitspringende, afgeschuinde hoekpartij, die drie bouwlagen bestrijkt. In de eerste bouwlaag hebben deze hoekpartijen een rondboogvormig afgesloten portiek, waarop twee rondboogvensters uitkomen. De portieken hebben driedelige ribgewelven. In de tweede en de derde bouwlaag zijn resp. drie en twee kleine vensters met 6- en 4-ruits ramen geplaatst.
De binnenhof is bedekt met grint. In het linker gedeelte zijn in het grint enkele perken uitgespaard in de vorm van de letters J M J. Boven de letter M bevindt zich tegen een steunbeer van de kapel, een hardstenen sokkel met een hardstenen kruis. Het kruis is tijdelijk op het vooruitspringende gedeelte van de steunbeer geplaatst
De driebeukige KAPEL (niet zichtbaar) heeft een basilicale opbouw, een rechthoekig grondplan, een kelder en bouwlaag onder een schilddak, dat is gedekt met rode betonpannen. Op de oostelijke nokpunt is een houten dakruiter geplaatst met een vierkante gepotdekselde voet met vier galmgaten. De dakruiter is gedekt met een met koper bekleed tulpdak, bekroond met een wereldbol en een kruis. Het dak, dat binnen de omtrek van de gevels valt, is voorzien van een met zink beklede goot. De daken van de smalle zijbeuken zijn plat en gedekt met bitumineuze dakbedekking. De gevels van de kapel zijn opgetrokken in rode (plint) en gele baksteen, gemetseld in resp. kruisverband en staand verband. Graniet en rode zandsteen zijn gebruikt op plaatsen, die uit constructief oogpunt bezien belangrijk zijn. De plint en de lichtbeuk worden afgesloten met rollagen.
De LINKER (noord) en de RECHTER (zuid) ZIJGEVEL zijn op dezelfde wijze uitgevoerd. De ZIJGEVELS zijn zeven traveeën breed. De traveeworden gescheiden door steunberen, die ter plekke van de plint een uitspringend gedeelte hebben, dat vermoedelijk oorspronkelijk diende als sokkel voor een standbeeld. De steunbeer is ter hoogte van de zijbeukvensters versneden. Deze versnijding is gemarkeerd met een granieten blok. De steunberen steken iets boven het muurvlak van de zijbeuken uit en worden afgesloten met een rollaag in rode baksteen en een zinken plaat. Op het platte dak van de zijbeuken worden de steunberen voortgezet met versnijding en afgestoten met een granieten blok. Tegen het muurvlak van de lichtbeuk hebben de steunberen een uitsparing voor een doorlopende goot.
De traveeën hebben in de plint een rechthoekig keldervenster met twee ramen. Boven de plint is in het metselwerk een rechthoekig veld aangebracht, dat wordt afgestoten met een rollaag. Hierboven bevinden zich in iedere travee vijf gekoppelde, keperboogvormig afgesloten vensters. Tussen de keperbogen bevinden zich, bij wijze van geboortestenen, blokken van rode zandsteen, die van elkaar worden gescheiden door telkens verticaal geplaatste gele baksteen. De vensters zijn voorzien van gemetselde afzaten en glas-in-loodramen. De gevels van de zijbeuken worden afgesloten met een rand van zwarte grestegels. In de gevels van de lichtbeuk bevinden zich in iedere travee vijf rechthoekige vensters met glas-in-loodramen. De gevels worden afgesloten met houten bakgoten.
De RUIMTELIJKE INDELING en verscheidene onderdelen in het INTERIEUR van het hoofdgebouw zijn bewaard gebleven. Het gebouw heeft een heldere plattegrond, op basis van vier vleugels rond een oorspronkelijk open binnenplaats waarin in 1929 de kapel werd geplaatst. De gangen liggen op de begane grond en op de eerste verdieping aan de binnenplaatszijde en zijn op de tweede verdieping aan weerszijden voorzien van moderne kamers ten behoeve van de ouderenhuisvesting. In de gangen is het aan het ontwerp ten grondslag liggende raster zichtbaar aan de op regelmatige afstand van elkaar geplaatste rondbogen. Oorspronkelijke rondboogvormige kozijnen met moderne invullingen geven soms nog toegang tot de aan de gang gesitueerde ruimten. In elke hoek van het gebouw bevond zich oorspronkelijk een trappenhuis. Drie van deze trappenhuizen zijn bewaard gebleven, het vierde in de zuidwesthoek, is vervangen door een moderne liftschacht. De bewaard gebleven trappenhuizen zijn elk voorzien van in verschillende decoratieve patronen uitgevoerde smeedijzeren trapbalusters met houten trapleuningen. De stenen trappen en de verdiepingvloeren in de trappenhuizen zijn in granito uitgevoerd en in sommige van de trappenhuizen bevinden zich nog oorspronkelijke glas-in-loodramen. De trappenhuizen eindigen in de rechthoekige dakopbouwtjes met een halfrond dak. Ook in de oostvleugel bevindt zich nog een trappenhuis met in smeedwerk uitgevoerde trapbalusters. De uitbouw in de noordoosthoek van het gebouw heeft op de verdieping een ruimte die nu 'Boshoek' wordt genoemd. In deze ruimte bevinden zich nog 10 oorspronkelijke stalen ramen, waarvan de rondboogvormig afgesloten bovenlichten met glas-in-lood zijn gevuld. In de kamer bevinden zich tevens nog oorspronkelijke zitbanken en kasten die tussen de vensteropeningen tegen de wand zijn bevestigd. Ook de kantine in de oostvleugel is nog voorzien van glas-in-loodramen in de bovenlichten. In de grote verdiepingruimte in de westvleugel bevinden zich nog enkele oorspronkelijke kapitelen.
Ook de ruimtelijke indeling en het interieur van de kapel zijn bewaard gebleven. De oorspronkelijke entree aan de westkant bestaat uit een rondboogvormige dubbele deur met een kruismotief en enkele kleine glas-in- loodstroken. Rond de deur bevinden zich in baksteen gevatte glas-in-loodramen in een halve cirkelvorm. De kapel heeft een basilicale opzet en een symmetrische indeling. De interieurgevels zijn uitgevoerd in schoon metselwerk en het schip wordt geleed door op regelmatige afstand van elkaar geplaatste rechthoekige kolommen met blokvormige kapitelen van zandsteen. In de lengterichting van de kapel zijn de kolommen met elkaar verbonden door keperboogvormige arcaden met siermetselwerk en natuurstenen blokken. In het verlengde van de kolommen kragen in baksteen uitgevoerde consoles uit. Ze dragen een in het zicht gelaten houten kap met deels beschilderde en geprofileerde Philibertspanten. De vlakke zoldering is voorzien van houten profiellijsten in een rasterpatroon. Het iets verhoogd gelegen en recht afgesloten koor van de kapel bestaat uit twee, in hoogte iets verspringende, gemetselde spitsbooggewelven waarin sleufvormige spitsboogramen zijn aangebracht. Ook de per vijf gekoppelde rechthoekige glas-in-loodramen in de lichtbeuk zijn sleufvormig, evenals de per vijf gekoppelde en spitsboogvormig afgesloten ramen in de zijbeuk. In de kapel ligt nog de oorspronkelijke tegelvloer en bevinden zich nog de oorspronkelijke banken, deuren en biechtstoelen (westgevel). De trap naar de orgelgalerij aan de westzijde is nog voorzien van tegelwerk en houten betimmeringen. In de zijbeuken bevinden zich tegen de buitenmuren een kruiswegstatie (Oberboesch, 1921) en een aantal beelden uit de bouwtijd, voorstellende Maria, Jozef, Theresia, Agnes, Ignatius en het Heilig Hart met Maria Margaretha Alacoque en de Kruisafneming. Deze beelden zijn, evenals de beeltenissen van de vier evangelisten in het koor, gemaakt door C.A. Smout (1929).
Waardering
- Van architectuurhistorische en typologische waarde als goed, vrij gaaf voorbeeld van een klooster met pensionaat op een strak en regelmatig grondplan, waarin een binnenplein is opgenomen. Het klooster en de iets later bijgebouwde kapel zijn ontworpen in een mengstijl waarin traditionele elementen zijn vermengd met moderne elementen, ontleend aan de stijl van de Amsterdamse School. De kapel vormt een goed en zeldzaam voorbeeld van een gebouw waarin stijlverwantschap met het baksteenexpressionisme zichtbaar is. Het gebouw heeft esthetische kwaliteiten in het ontwerp, zoals de markante hoofdvorm, de goede verhoudingen en de bijzondere detaillering van de gevels, de torenachtige opbouwen; markante interieuronderdelen als de trappenhuizen, raamvormen, glas-in-loodramen, alsmede een bijzonder gaaf bewaard gebleven kapel. Het gebouw speelt een representatieve rol binnen het oeuvre van architect Ch. Estourgie.
- Van stedenbouwkundige waarde als oorspronkelijk en zeer beeldbepalend onderdeel van de bebouwing aan deze uitvalsweg van Nijmegen. Het grote, burchtachtig ogende gebouw bevindt zich op een dominante, hoge plek op een heuvelrug aan de oostzijde van de Groesbeekseweg. Het kloostercomplex vormt vormt een belangrijk onderdeel van een cluster (grootschalige) r.k. stichtingen in de directe omgeving, zoals het sanatorium Dekkerswald, het Nebo-klooster en de Heilig-Land-Stichting.
- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming, welke nauw verbonden is met de ontwikkeling van het onderwijs en het katholiek-religieuze leven Nederland. Het klooster heeft lange tijd de Societeit van Jezus, Maria en Jozef (Zusters van de Heilige Maagd) gehuisvest en het pensionaat was verbonden met de eerste katholieke M.M.S. van Nederland.
Nadat het klooster gesloten was, zijn er enige tijd Poolse werknemers in het pand gehuisvest. Een projectontwikkelaar zou het gebouw verbouwen tot appartementencomplex, maar dit ging niet door vanwege te weinig belangstelling. In 2010 waren er plannen om studenten in het voormalige klooster te huisvesten. In 2014 is hiertoe een begin gemaakt met de renovatie en uitbreiding van het klooster. De renovatie is in mei 2015 voltooid en het klooster biedt nu huisvesting aan 347 studenten.
Klooster Mariënbosch is een rijksmonument.
datum foto: 13-03-2016
bron foto: Paul Marsman©
Klik hier voor: "kerkelijke objecten, herdenkingsmonumenten en kerkhoven of op de foto voor de gebiedspagina.
In 1916 gebouwde voormalige pastorie aan de Groesbeekseweg.
De pastorie behoort bij de naastgelegen Antonius van Paduakerk. De pastorie is gesitueerd ten zuid-oosten van het kerkgebouw, aan de oostzijde van de Groesbeekseweg. Het pand is ontworpen in een eenvoudige, traditionele bouwstijl.
Inleiding:
De voormalige pastorie is in 1915 tegelijk met de Antonius van Paduakerk ontworpen door Jos Margry en in 1916 gebouwd. Priester en Kapelaan A. O'Reillij diende op 27 december 1915 een aanvraag in tot het verlenen van een bouwvergunning voor het bouwen van een Rooms Katholieke kerk met pastorie. In deze aanvraag wijst O'Reillij erop dat het college reeds op 3 november 1914 goedkeuring had verleend, maar dat door omstandigheden de bouw moest worden uitgesteld en de tekeningen op enkele onderdelen zijn gewijzigd. Na de aanvraag op 27 december 1915 werd op 18 januari 1916 door de gemeente Nijmegen de vergunning verleend. De pastorie is ontworpen in een traditionele bouwtrant met kenmerken van het Rationalisme. De pastorie is via een smalle gang met de kerk verbonden.
Exterieur:
De pastorie heeft een nagenoeg vierkant grondvlak, twee bouwlagen en wordt afgesloten door een dak met omlopende schilden, dat gedekt is met leien. Op het dak zijn meerdere dakkapellen aangebracht en op de hoeken zijn vier schoorstenen te zien. Het dak heeft een omlopende, geprofileerde houten goot, gedragen door consoles. Tussen de consoles is een cassettemotief te zien. Het pand is in drie traveeverdeeld, waarbij de middelste travee smaller is dan de overige twee. De buitenste traveezijn risalerend en hebben een steekkap. De linker travee heeft aan de voor- en achterzijde een erker. De pastorie is opgetrokken in baksteen, gemetseld in kruisverband en staat op een bakstenen plint dat bewordt door een afzaat. Tussen de vensters van de eerste verdieping en de goot is een rollaag aangebracht. De pastorie heeft vensters met houten ramen met in het bovenlicht roedenverdeling. Een aantal vensters heeft een tufstenen architraaf. Andere vensters hebben een strek aan de bovenzijde. Ook hebben een aantal vensters een tufstenen benedendorpel.
De voorgevel is drie traveebreed. De linker travee heeft op de begane grond een driezijdige erker. De muurdammen tussen de vensters zijn hoger opgetrokken en vormen de hekpijlers van het balkonhek van het balkon van de eerste verdieping. De overgang tussen erker en balkonhek wordt gemarkeerd door een tufstenen lijst. Boven deze lijst is tussen de hekpijlers een bakstenen plint van siermetselwerk te zien. De middelste travee bevat de ingangspartij. De ingangspartij is te bereiken via twee hardstenen treden en heeft een houten enkele paneeldeur en een bovenlicht met een zesruits roedenverdeling. De ingangspartij heeft een glazen luifel, welke ondersteund wordt door smeedijzeren steunen, die aan de gevel bevestigd zijn. Rechts van de ingang is een venster te zien. De rechter travee heeft op de begane grond twee venster. De linker travee heeft op de eerste verdieping een balkongingang, met dubbele deuren en een bovenlicht met roedenverdeling. De ingang heeft aan weerszijden zijlichten. De middelste travee heeft op de eerste verdieping twee smalle vensters en de rechter travee heeft twee bredere vensters.
De linker zijgevel heeft twee vensters op de eerste verdieping.
Voor de rechter zijgevel is gedeeltelijk een gang geplaatst die naar de kerk leidt. Het gangetje heeft aan de kopse kant een ingang en aan de lange zijde een venster. Deze zijgevel heeft op de begane grond een venster. Boven de gang naar de kerk zijn drie kleine vensters te zien. De eerste verdieping heeft vier vensters van verschillende formaten.
De achtergevel is eveneens drie traveebreed en heeft een erker met balkon in de rechter travee. Het balkon heeft een houten balkonhek. De begane grond heeft drie vensters en twee ingangen. De eerste verdieping heeft drie vensters en een balkongingang met zijlichten.
Interieur:
De interieurindeling is nog geheel in oorspronkelijke staat. In de middelste travee bevindt zich het trappenhuis. Authentieke interieurelementen zijn onder meer de trap, de stucplafonds - in de voorkamers op de begane grond met Jugendstilornamenten - en de ingebouwde kasten.
Architectuurhistorische waardering:
De pastorie is van architectuurhistorische waarde vanwege de esthetische kwaliteiten van het ontwerp. Het pand is ontworpen in een traditionele bouwtrant met kenmerken van het Rationalisme. De symmetrische opzet van het pand, de risalerende hoektraveeen hoog omlopend schilddak gedekt met leien dragen bij aan de monumentaliteit van de pastorie. De tufstenen architraven, benedendorpels en lijst bij het balkon duiden eveneens op een zekere monumentaliteit. Tufstenen details zijn eveneens in de kerk te zien. De oorspronkelijke indeling van het interieur, met authentieke details en stucplafonds in Jugendstilornamenten zijn eveneens van architectuurhistorisch belang. De pastorie is tevens van belang als onderdeel van het oeuvre van Jos Margry.
Stedenbouwkundige waardering:
De pastorie is van ensemblewaarde in relatie met de kerk, waarmee de pastorie tegelijkertijd is ontworpen en gebouwd. De pastorie is tevens van stedenbouwkundig belang vanwege de situering aan de rand van de negentiende-eeuwse stadsuitleg en behorend bij de uitbreiding van het gedeelte aan de Groesbeekseweg dat vanaf 1912 tot stand kwam.
Cultuurhistorische waardering:
De pastorie, behorend bij de Sint Antonius van Paduakerk, is van cultuurhistorische waarden voor de religieuze en algemene ontwikkeling van de stad Nijmegen. De emancipatie van de Rooms-Katholieken en de daarmee gepaard gaande bouw van kerken en bijbehorende pastorievormen een onderdeel van de religieuze ontwikkeling in Nijmegen. De voormalige pastorie herinnert aan deze ontwikkeling.
Deze pastorie is een gemeentelijk monument.
datum foto: 17-04-2017
bron foto: Paul Marsman©
Klik hier voor: "kerkelijke objecten, herdenkingsmonumenten en kerkhoven of op de foto voor de gebiedspagina.